Song of Solomon 6


Mijn liefste lijkt in mijn ogen op een tros bloemen in de wijngaarden van Engedi.


1 Wat vind ik je mooi, mijn allerliefste! Je bent zo mooi, je ogen zijn zo teer als duiven.

2Ik vind jou ook mooi, mijn liefste. Het is heerlijk om met jou samen te zijn. Wij liggen samen tussen het gebladerte.

3 De ceders om ons heen zijn de balken van ons huis en de cipressen vormen een muur om ons heen.

4 5Ik ben een narcis uit Saron, een lelie in het dal.

6 Als ik naar mijn allerliefste kijk te midden van andere meisjes, zie ik een blanke lelie tussen distelstruiken.

7Als ik mijn liefste zie zitten tussen de andere jonge mannen, zie ik een appelboom tussen gewone loofbomen. Ik verlang ernaar in zijn schaduw te zitten en zijn vruchten te proeven.
8Hij heeft mij naar het wijnhuis gebracht en ik koesterde mij in zijn liefde.
9Geef mij rozijnenkoekjes om aan te sterken en appels om nieuwe energie te krijgen, want door de liefde ontbreekt mij elke kracht.
10Met mijn hoofd lig ik op zijn linkerarm. Zijn rechterarm is om mij heen.
11Meisjes van Jeruzalem, let op wat ik jullie met nadruk zeg. Kijk daarbij naar de gazellen en hinden op het veld. Zij kunnen jullie een les leren. Loop niet vooruit op de liefde, overhaast niets. Laat de liefde zichzelf openbaren als de tijd daarvoor gekomen is.
12Luister! Daar komt mijn liefste. Hij springt door de bergen en komt huppelend over de heuvels aan.
13Mijn liefste loopt als een gazel of een hertenjong. Kijk, nu staat hij achter de muur van ons huis en kijkt door de ramen.
Copyright information for NldHTB